Er in juni 2024 meer dan 300 graven worden geruimd?
Bovenaan, op een van de ‘in memoriams’ op de begraafplaats van Zaamslag, staat een naam met jaartallen: J.F. de Putter-Zegers 1911-2003. Het is mijn oma. In mijn herinneringen is ze de vrouw die zich nooit prijsgaf en alle stormen kon doorstaan. Pas de laatste keer als ik haar bezoek, laat ze een beetje het achterste van haar tong zien. Ook analyseert ze me haarscherp en geeft ze me een mysterieus kettinkje.
Of ze me naar mijn oma moet brengen, vraagt ze. Ik ben met een lieve vriendin ritueel voor de laatste keer met de boot van Kruiningen naar Perkpolder aan het varen. Het is een afscheid van de veerpont waar we als kind zo vaak noodgedwongen op hebben gezeten. Ik zeg dat oma al oud is en onverwacht bezoek haar niet altijd zint. Maar mijn gezelschap houdt vol en niet lang daarna sta ik voor haar deur op de Molenhof. Ik verwacht een stug “Wa’ doe jie ier!”, maar als ze opendoet, zegt ze: “Ohhh wa’ leuk!” en trekt me naar binnen. Daarna belt ze de verzorging. Ze moet thee, want haar jongste kleindochter is op bezoek. En ook graag een beetje snel. Daarna gaat ze zitten op de haar zo bekende manier. Op het puntje van haar stoel en met een vragende blik.
Ik vraag haar of ze nog een interessante documentaire heeft gezien. Oma leest en kijkt naar de meest uiteenlopende dingen. Ze heeft een informatiehonger die moeilijk te stillen is en vindt veel interessant. Maar ze schudt van ‘nee’. Ze is met andere dingen bezig. Meer met zichzelf, maak ik op uit haar verhalen. Dat is opmerkelijk. Oma kijkt altijd liever naar de buitenwereld in plaats van diep in zichzelf. Ze zegt dat ze oud is en dat ze haar wel mogen komen halen. Ik probeer het te snappen. 91 is oud. “Maar tante Fien woont nog in de buurt”, zeg ik. Haar jongste zus met wie ze close is. Dan lijkt ze zich te herpakken. Ze kijkt verbeten en fel. “Weet jij dat ik net zo oud ben als Bernhard?” Ik schud van ‘nee’. “Ik ben niet van plan om eerder dood te gaan dan hij”, zegt ze resoluut. Ik vraag me af waar prins Bernhard deze competitie aan te danken heeft, maar houd mijn vraag in. Ik gok dat ik als antwoord zou krijgen dat Bernhard een vervelend ventje is met een uiteenzetting erbij. Hij is ongetwijfeld iemand over wie ze een mening heeft.
Ze is opmerkelijk spraakzaam deze keer en ik bestudeer haar. Ze is afgevallen lijkt het. Ze zegt dat oud worden wel leuk lijkt, maar ook moeilijk is. Of ik dat vriendje nog heb. Ik zeg “ja”. “Diezelfde nog wel?” vraagt ze wat wantrouwend. Ik beaam dat en ze knikt goedkeurend. “Als arts zal ie wel goed voor je zorgen”, zegt ze. Ik antwoord fel dat ik heel goed voor mezelf kan zorgen en daar zeker niemand voor nodig heb. “Ja, dat kan jij wel. Jij kan veel te goed voor jezelf zorgen. Dat kon je al als kind.” Ik vraag me af wat ze bedoelt, maar weet dan nog niet dat ik dat pas over twintig jaar zal snappen.
Ze stelt veel vragen. Het zijn eigenlijk meer feiten die ze deponeert. “We moesten trouwen, opa en ik”, zegt ze. Ik vertel dat ik dat weet en glimlach. Ik kan me nog herinneren dat mijn vader erachter kwam via zijn broer. Ome Kees werd eind juni 1934 geboren. Opa en oma hielden altijd vol dat ze in oktober 1933 waren getrouwd. In 1983 schittert dus een 50-jarig jubileum en de kinderen willen de exacte trouwdatum weten. Volgens mijn moeder beent mijn tante Betsy, de vrouw van ome Kees, daarom naar het stadhuis om te weten wanneer ze een verrassing kunnen geven. Daar blijkt dat opa en oma getrouwd zijn op 7 december 1933 en dus 6,5 maand later een zoon van 4 kilo krijgen. Mijn vader vond het met name hilarisch. Maar mijn glimlach verstomt als ik haar blik zie. Zij vindt dit helemaal niet grappig. Ze zegt dat ze schuld moest bekennen met opa, vooraan in de kerk. “Dat is echt heel vernederend”, zegt ze boos. Ik zie dat het haar nog steeds dwars zit. Ze zegt dat je zo niet met mensen hoort om te gaan, zo respectloos. Daar ben ik het mee eens.
Als ze alles wat ze op haar lever heeft eruit heeft gegooid is ze plots heel rustig. “Je vader was zo lief” zegt ze. “Ik ben in één jaar twee zoons en een man kwijtgeraakt. Het is net of ik dat nu pas snap”, zegt ze. Ik zeg niks maar pak alleen haar hand. Het is een jaar dat me ook op mijn 27ste nog steeds sprakeloos maakt. Ik kan me bijna niet voorstellen hoe erg het voor haar is geweest. Ik kijk hoe ze opstaat. Ze zegt dat ze me iets wil geven waardoor ik aan haar zal denken als ze er niet meer is. Ze doet een lade open en pakt een kettinkje met drie Zeeuwse knoopjes. Ik heb het nog nooit gezien en vind het mooi. Maar ik knik ‘nee’ en zeg dat ik het niet kan aannemen. Ze is er immers nog. Ze volhardt, zet haar starre blik op en kijkt me verwijtend aan. “Jij neemt nooit iets aan, weet je dat? Niet kunnen ontvangen is een slechte eigenschap. Ik wil je gewoon iets geven.” Weer snap ik pas twintig jaar later wat ze bedoelt, maar het maakt wel indruk. Ik neem het kettinkje aan en ben er zelfs heel blij mee. Na een poos zeg ik dat ik helaas weg moet, omdat er iemand op me wacht. Ze lijkt teleurgesteld dat ik al ga en zwaait me uit tot ik bij de uitgang van de Molenhof ben.
De volgende dag hangt mijn zus Marina aan de lijn. Of het klopt dat ik in Zeeland ben geweest en oma heb gezien. Ik beaam het. Ze vertelt dat oma er nogal enthousiast over gebeld heeft. Iets wat Marina ook verbaast. Dergelijk enthousiasme was niet iets voor oma. Het was sowieso altijd moeilijk om te weten wat er in haar omging. Een ruime week later belt mijn zus weer. Het is vrijdagochtend 31 januari en ze huilt. Oma is in haar slaap overleden. Een uur of vijf later sta ik weer in de Molenhof te Zaamslag. Oma ligt stil en vredig in haar bed, op haar rug, en lijkt heel rustig ingeslapen. Helaas heeft ze de competitie met Bernhard verloren.
Op haar begrafenis draag ik haar kettinkje; ik heb het nog steeds en bekijk het vaak. Haar doel is bereikt. Iedere keer als ik het zie, denk ik aan haar. Op iedere foto die ik van oma krijg of zie, speur ik haar nek af. Heeft ze het om? Maar nergens zie ik het. Het kettinkje blijft een mysterie. Van wie had ze het gehad en heeft ze het ooit zelf gedragen? De lade waar ze het uit haalde, trok ik na haar overlijden zelf open. Ik vind er onder andere de rouwkaart van mijn vader en het cassettebandje met daarop zijn uitvaartplechtigheid. Ik gok dat er allemaal spulletjes liggen die haar dierbaar zijn. Even vraag ik me af of ze het ooit als cadeau van mijn vader heeft gehad. Maar het blijft gissen.
Toen mijn zus Marina vorig jaar overleed en op Zaamslag begraven wilde worden, begon ik een zoektocht naar de De Putter- en Zegerstak. Een manier van verwerken waarschijnlijk. Hierdoor weet ik nu stukken meer over oma dan toen ik 27 was. Ik weet dat ze opgroeit in een liefdevol en groot gezin op een kleine boerderij aan de zeedijk. Dat ze haar moeder verloor op haar 12de, haar heeft zien sterven en daar altijd verdriet over heeft gehad. Ik weet nu dat ze als kind, te voet, kilometers lang naar school liep, met haar zussen een ten dode opgeschreven kalfje groot bracht en moeite heeft gedaan om haar dochter niet te baren op de sterfdatum van haar moeder. Met succes. Ze was een vrouw met een mening en een enorme informatiehonger. Als ze een paar decennia later geboren was, was ze een uitstekende feministe geweest denk ik. Toch omhult ze zich door het kettinkje en haar introvertheid nog met wat mysterie voor mij. En ze had gelijk: dingen krijgen, is niet mijn sterkste punt en te goed voor jezelf kunnen zorgen is eigenlijk niet zo stoer als ik dacht. Bedankt voor je wijsheden, oma. Rust zacht in het verzamelgraf, samen met opa, je beide ouders en een hoop andere Zaamslagse historie.
- Login of registreer om te reageren
Reacties1
m
m