Er in juni 2024 meer dan 300 graven worden geruimd?
In de Wet op de Lijkbezorging zijn in Nederland de voorwaarden vastgelegd hoe moet worden omgegaan met een overledene. Een aantal uitzonderingen daar gelaten gaat het dan in principe om begraven of cremeren. Het is aan de nabestaanden, moreel gebonden aan de wensen van de overledene, om te bepalen wat er met het stoffelijk overschot gebeurt. Een basisprincipe is dat een uitvaart of een crema-tie niet eerder mag plaatsvinden dan 36 uur na het overlijden en niet later dan zes werkdagen.
De Wet op de Lijkbezorging, waarin alles tot in detail is geregeld, bestaat al jaren maar wordt voortdurend herzien (lees aangepast) aan veranderende normen en waarden. Zo is het sinds een wijziging in 2018 mogelijk om over te gaan tot een officiële erkenning van een levenloos geboren kindje.
Momenteel is er volop discussie over nieuwe, vaak milieuvriendelijkere, methoden van lijkbezorging zoals resomeren (oplossen van het lichaam in een vloeistof), orgomeren (speciale bevriezingstech-niek), ecoleren (elektrisch verassen) en humusatie (verwerken van het lichaam tot compost).
Â
Het begraven in en om Zaamslag is vrij overzichtelijk te duiden in verschillende tijdvakken:
           • Het Eiland van Zaamslag van de elfde eeuw tot de inundatie in 1584/86.
           • Zaamslag na de Tachtigjarige Oorlog tot 1829.
           • Begraven op de huidige begraafplaats in Zaamslag vanaf 1829 tot heden.
Â
Het Eiland van Zaamslag
De eerste woongemeenschappen op het voormalige Eiland van Zaamslag zijn ontstaan in de elfde eeuw. Ongetwijfeld zullen de overledenen toentertijd in de directe omgeving van hun nederzettingen zijn begraven. Al snel ontstonden er verzamelingen van huisjes met centraal het dorp Zaamslag, in het noord-oosten Aendijcke (nabij het huidige Poonhaven) en in het noordwesten Noten (iets noordelijker dan het huidige Othene). In alle drie de dorpen was een parochiekerk, uiteraard van het toen nog enige christelijke geloof, het katholieke. Rondom die kerken werden de overledenen op begraafplaatsen begraven in gewijde grond.
Bij het bewerken van de grond in de noordoostelijke hoek van de Grote Huissenspolder, nabij Poon-haven, stuitte men regelmatig op menselijke botresten en schedels. Bij archeologische opgravingen (de eersten rond 1850), maar ook bij latere graafwerkzaamheden t.b.v. kabellegging in 1969, nabij het voormalige Aendijcke zijn diverse skeletresten tevoorschijn gekomen. Over de eerste opgravingen, halverwege de negentiende eeuw, schrijft Van der Baan in 1859 met een lange volzin het volgende: De gemeente van Aendijcke was in het bezit van een oud kerkgebouw, hetwelk, uit de fondamenten op te maken, eene aanzienlijke ruimte moet beslagen hebben, gelijk bij opgravingen, zoowel in deze als in de vorige eeuw, - niet in den tegenwoordige Aandijkepolder, maar even daar buiten, in den aanpalenden Groote Huyssenspolder, - overtuigend gebleken is, en bij welke gelegenheid zelfs het kerkhof met verscheidene doodskisten, meerendeels van eene ongewone lengte, voor den dag zijn gekomen. Onder regie van Adrie de Kraker is er in 1980 nogmaals onderzoek ter plaatse verricht. De eerste vermelding over Aendijcke zelf gaat overigens terug tot 1264.
Â
Van het eerste Noten is niet veel meer terug te vinden. Resten van deze, in 1214 door de zee ver-zwolgen, nederzetting bevinden zich in de Westerschelde ongeveer ter hoogte van de uitwatering van de Otheense Kreek. Na de overstroming werd Othene herbouwd op een zandrug aan de oostzijde van de kreek, daar waar nu de nieuwbouwwijk Rietlanden met straatnaam Waterlelie, zich bevindt. Uit historische bronnen valt op te maken dat (waarschijnlijk ook al in het verdronken dorpje) de kapel gewijd was aan Beate Marie oftewel de Gelukzalige Maria.
Buitenom het dorp Zaamslag waren er nog meer locaties waar begraven werd. Zo kennen we de Uithof van Othene. Tussen 1230 en 1584 een kloosterboerderij van Cisterciënzer monniken, deeluitmakend van de abdij van Boudelo (nabij Klein Sinaai in België). Locatie van deze nederzetting was in de omgeving van de Koninginnepage in de huidige nieuwbouw van Othene. De Orde der Tempeliers bezat vanaf ongeveer 1150 tot het einde van hun bestaan een zogenaamde Commanderij op een stuk grond ten zuiden van de Terneuzensestraat ter hoogte van de huidige boerderij Tempelhoeve. Iets oostelijker, ter hoogte van de Groeneweg, had de Orde der Hospitaalridders, in diezelfde periode, hier een hospitaal gevestigd. Deze laatste Orde nam, na het opheffen van de Orde der Tempeliers in 1312, hun gebouwen en gronden over. Het is een zekerheid dat op al deze drie laatstgenoemde locaties ook overledenen begraven werden.
In Zaamslag zelf stond, in de omgeving van het kasteel, een kerk gewijd aan Sint Maarten. De St. Martinusparochie werd al genoemd in 1242. De toenmalige kerk moet iets zuidelijker hebben gestaan dan de huidige PKN-kerk.
Getekende afbeeldingen op een zeer gedetailleerde kaart, in 1569 vervaardigd door de Gentse carto-graaf François Horenbault, geven aan hoe Zaamslag en Aendijcke er destijds moeten hebben uitgezien. Bij de afbeelding van beide kerken zien we een duidelijk ommuurde kerktuin. In deze gewijde grond werden de overledenen, die niet in de kerk werden begraven, op het kerkelijk erf begraven.
Tijdens rioleringswerkzaamheden rond 1960 en 2000 werden er in de Weststraat delen van skeletten opgegraven. Sommigen skeletrestanten bleken zelfs begraven in gemetselde grafkisten of sarcofagen. Hiervan is niets bewaard of gefotografeerd. Er werd ook oud bouwmateriaal en fragmenten van mo-zaïktegeltjes aangetroffen. Dit alles valt wellicht terug te herleiden naar de sloop van de kerk rond 1900. Mogelijk dat de skeletdelen met grond uit de kerktuin, samen met ander bouwpuin gebruikt is om laagten in het landschap op te hogen ten gunste van de nieuwbouw voor het toenmalige nieuw Zaamslag. Aan de andere kant is het ook goed mogelijk dat hier voor 1570 kapelletjes hebben gestaan waar op gewijde grond mensen begraven zijn. Historisch onderzoek hiernaar is nog niet verricht.
Kort na de Beeldenstorm in 1566 begon in 1568 de Tachtigjarige Oorlog. Dit had grote gevolgen voor het Eiland van Zaamslag (inmiddels samengevoegd met het Eiland van Axel). In 1584 begonnen de Staatse troepen onder aanvoering van Willem van Oranje en kort daarop Maurits onze omgeving onder water te zetten. Inundatie was toen een gebruikelijk militair middel om zich te verdedigen tegen de vijand. De sluizen bij Campen en Othene werden verwijderd waardoor het Scheldewater vrijelijk de polder kon instromen. Kennelijk nog niet voldoende want in 1586 werd de dijk ter hoogte van Othene nog op een paar plaatsen afgegraven. Zaamslag was inmiddels door het oorlogsgeweld al nagenoeg volledig verwoest. Het instromende water deed de rest en zorgde ervoor dat de hele omgeving veranderde in een schorrengebied en daardoor onbewoonbaar werd. Dit duurde zo’n 65 jaar totdat in 1648 de Vrede van Munster werd getekend.
Zaamslag na de Tachtigjarige Oorlog tot 1829
Na de Vrede van Munster werd er vaart gezet achter de inpoldering van allereerst de Zaamslagpolder, bijna 1800 hectare groot. Een enorm karwei dat al in 1650 gereed was. Vanaf die tijd werd op dezelfde plaats, rondom de overblijfselen van de Torenberg, het dorp Zaamslag herbouwd. Centraal werd een plaats gereserveerd waar de nieuwe kerk gebouwd zou worden. Het zou nog tot 1658 duren voordat begonnen werd met de bouw ervan. Op de locatie van de toekomstige kerk werd al wel in 1654 begonnen met het begraven van de eerste bewoners. Op de overige locaties, eerder vermeld, werd niet meer begraven. Alleen Othene werd herbouwd, maar nu pas op z’n huidige locatie. Aendijcke en de overige nederzetting waren voorgoed verdwenen.
Â
Een kerkelijk begraafboek uit Zaamslag, beginnend in 1654, is bewaard gebleven. Hierin staat opgetekend dat op 5 oktober 1654 Elisabeth de Later, dochter van Samuel de Later, de eerste was die op de nieuwe begraafplaats op kerkgrond begraven werd. Tussen 1654 en 1796 staan in het be-graafboek 4691 namen van overledenen geregistreerd. Nadat de kerk gebouwd was werd, binnen de ommuurde kerktuin, ruimte ingericht voor een begraafplaats. Het was ook mogelijk om in de kerk zelf begraven te worden. Dit laatste kostte een redelijk vermogen zodat veelal slechts de beter gesitueerden hun laatste rustplaats in de kerk hadden. Via kieren tussen de stenen naast of boven het graf kwam de nare geur van het ontbindende lichaam in de kerk. Dat is dan ook de oorsprong van de bekende uitdrukking rijke stinkerds.
Â
Â
Â
In diverse lagen zijn tussen 1654 en 1829 ruim 5000 overledenen begraven op deze eerste begraaf-plaats van het nieuwe Zaamslag. Zoals u al eerder kon lezen eindigde het begraafboek in 1796. Oorzaak: de Franse overheersing vanaf 1795. Zij voerden diverse nieuwe maatregelen in waaronder de Burgerlijke Stand. Wat voorheen de kerken deden viel nu onder de verantwoordelijkheid van de com-mune, oftewel de gemeente: het bijhouden van registers van geboorte, huwelijk en overlijden. Wat ook door de Fransen verordonneerd werd was een verbod tot begraven in een gebouw (kerk) en zelfs binnen de bebouwde kom voor dorpen met meer dan duizend inwoners. Reden hiervoor was de angst voor verspreiding van besmettelijke ziektes zoals de gevreesde pest. Onder de Franse overheersing leidde dit tot nogal wat protest, waardoor er op de meeste plaatsen nog volgens oude regels begraven werd. Nadat eind 1813 Nederland bevrijd was en koning Willem I aan de macht kwam werd het begraven binnen de bebouwde kom en kerk weer toegestaan. Zich bewust van de gevaren voor besmettelijke ziektes werd er wel een commissie ingesteld die, geadviseerd door geneeskundigen, na lang wikken en wegen (de inkomsten voor de kerk verdwenen!) uiteindelijk in 1827 besloot dat, ingaande 1 januari 1829, overledenen slechts begraven mochten worden op een begraafplaats, gelegen minstens honderd meter buiten de bebouwde kom.
De laatst begravene in de Zaamslagse kerk is de op 25 maart 1825 Cornelis Abraham de Jonge Lughten. Op de begraafplaats in de kerktuin werd nog begraven tot 1 juni 1829. Vanaf die datum is de nieuwe (huidige) begraafplaats in gebruik genomen. De laatst begravene op de oude begraafplaats was op 29 mei 1829 Leuntje Nagtegaal, de vrouw van Pieter Hamelink.
In 1877 werd de oude kerktoren, toen staand midden op kerkdak, vervangen door de huidige toren. De oude kerk zelf werd in 1898 afgebroken en vervangen door de huidige kerk die dan tegen de pas gebouwde toren werd aangebouwd. De voormalige begraafplaats, binnen de tuinmuren van het kerk-perceel bleef behouden. Niet bekend is wanneer de grafstenen vanaf het perceel verwijderd zijn. Tijdens graafwerkzaamheden worden nog regelmatig botresten opgegraven. Recentelijk nog (2014), bij de herinrichting van de kerktuin, heeft er onder regie van Richard Lensen een archeologisch onderzoek plaatsgevonden. De resultaten heeft hij verwoord in zijn boek De vroegste geschiedenis van Zaamslag. Maar ook onze bekende amateurarcheoloog Gerrit de Zeeuw heeft diverse resten aange-troffen en toegevoegd aan z’n museumverzameling.
Begraven op de huidige begraafplaats in Zaamslag vanaf 1829 tot heden
De nieuwe begraafplaats, juist buiten de bebouwde kom, werd gesitueerd aan het eind van de Veer-straat. Door de toenmalige gemeente Zaamslag werd de benodigde grond, één gemet (ongv. 0,45 ha) groot, aangekocht voor f 300,00 en gereed gemaakt om te dienen als begraafplaats. Op 1 juni 1829 was de begraafplaats gereed. De eerste begravene was er Josias Willemsen, een vierjarig zoontje van Josias Willemsen en Barbera de Jonge. Het ventje was verdronken. Stapsgewijs volgden uitbreidingen naar eerst de zuid- en later naar de oostzijde. Zo ontstond de huidige, veel grotere, begraafplaats.
Van de oudste graven resteren slechts enkele grafstenen die door de werkgroep Zaamslag Geleefd regelmatig worden onderhouden. Van veel oude graven zijn, nog tijdens het beheer in de voormalige gemeente Zaamslag, de grafstenen weggehaald, meestal omdat er gevaar was van omvallen.. Meest westelijk op de begraafplaats bevinden zich, in vak A en B, de oudste graven. De oudst nog leesbare grafsteen met een jaartal is die van Janna Berrevoets (vak B, rij 1 graf 3). Zij leefde van 27 juni 1780 tot 30 juli 1843. Zij was de echtgenote van Abraham Dees die tussen 1837 en 1851 burgemeester van Zaamslag was.
Â
Zoals hiervoor omschreven was het tot 1829 mogelijk in of rondom een kerk binnen de bebouwde kom begraven te worden. Dit was echter alleen bij de kerk die centraal op het Plein stond. De overige kerken bestonden eenvoudigweg nog niet. Bij de zwaar bevochten vrede na de Tachtigjarige Oorlog was het protestantse geloof in Zaamslag en wijde omgeving heersend. Dit bestond toen nog uit slechts één stroming. De nieuwe grondwet uit 1815 garandeerde wel vrijheid van godsdienst maar dat gold slechts voor de bestaande godsdiensten. Vanaf 1820 ontstaan er toch wat afscheidingen van de oor-spronkelijke protestantse leer. Het zou echter nog tot de grondwetswijzing van 1848 (Thorbecke) duren alvorens er vrijheid van godsdienst voor nieuwe geloofsrichtingen kwam. Dat is dan ook de reden dat er in en om de (voormalige) Gereformeerde Kerk, Christelijke Gereformeerde Kerk en de Gereformeerd Kerk Vrijgemaakt geen begraafplaatsen te vinden zijn.
Â
Â
Â
Velen zijn inmiddels begraven op de begraafplaats. Meestal kwam de stoet via de Veerstraat. Eerst te voet zoals we kunnen zien op een foto van de begrafenis van mevrouw Dieleman-de Feijter (Grootje Koekoek) uit 1906. Voorop loopt de lijkdienaar, in dit geval Jacob Lensen. De kist werd de gehele afstand gedragen op een zogenaamde berrie. Vanaf de dertiger jaren had Bram Dees uit de Veerstraat een lijkwagen welke werd voorgetrokken door een tweetal paarden. Op de foto zien we een begrafenisstoet uit 1936. De laatste eigenaar van een lijkkoets op Zaamslag was Louis de Pooter. Tot jaren na de Tweede Wereldoorlog was de door paarden getrokken koets een bekend dorpsbeeld.
Â
                                                       Â
Maar ook van buiten Zaamslag, ging men te voet naar de begraafplaats zoals bijgaande foto uit 1941 toont. Het is de begrafenis van Janna de Vos-Dees die op de Reuzenhoek woonde. Op deze foto zien we ook duidelijk het gebruik, dat als er een lijkstoet door de straat kwam men de blinden (luiken)voor de ramen sloot of anders de gordijnen dicht schoof. Een ander gebruik uit die dagen was dat de lijkdienaar in de directe woonomgeving kwam aanzeggen dat er iemand overleden was. Tot de jaren zestig van de vorige eeuw liepen alleen mannen mee in de stoet. De vrouwen bleven thuis. Op de rouwbrief stond ook strikt aangegeven wie en in welke volgorde in de stoet de lijkgangers waren. Bovendien kan je bovenop de brief van de lijkstatie of begrafenisrol zien dat een begraving werd onderverdeeld in klassen. Hier betrof het een begrafenis 3e klas.
Â
Â
 |
 |
Â
Tot halverwege de jaren zestig begon de stoet veelal bij het sterfhuis: de woning van de overledene waar hij of zij ook opgebaard lag. Vanaf die tijd deed ook de rouwauto zijn intrede met erachter een beperkt aantal volgwagens. Verdere belangstellenden volgden te voet. Nu gingen ook vrouwen volop mee naar de begraafplaats en mochten ook zij de teraardebestelling bijwonen. Vanuit Zaamslag startte een begrafenis veelal op met een korte dienst in één der kerkelijke verenigingsgebouwen  om vandaar naar de begraafplaats te gaan. Na afloop keerde men dan voor een condoleancemoment hier naar terug. Langzamerhand waren er belangstellenden welkom. Doordat de verenigingsgebouwen daarvoor te klein waren werden (nu nog steeds) de kerken gebruikt voor een afscheidsdienst met het herdenken van de overledene door de voorganger en desgewenst familie of andere betrokkenen.
Â
Â
Inmiddels had op 1 april 1970 de zelfstandige gemeente Zaamslag opgehouden te bestaan en was op-gegaan in de gemeente Terneuzen. Het onderhoud en het delven van de graven viel nu en valt nog steeds onder de verantwoording van deze gemeente. De laatste uitbreiding van de begraafplaats werd in 1980 voltooid. De eerst begravene in het nieuwe gedeelte was Suzanna van Hoeve, e.v. Jacobus de Klerk, overleden op 3 juli 1981 (vak O, rij 1, graf 1; inmiddels al wel geruimd). Toevalligerwijs was zij de echtgenote van degene die de grond in gebruik had voordat de gemeente Terneuzen het perceel aankocht!
Bij deze laatste uitbreiding van de begraafplaats werd er een nieuwe toegang gecreëerd met ruimere parkeermogelijkheden voor auto’s.
Â
Â
Eén van de twee oude toegangshekken bevind zich nu midden op de begraafplaats en geeft duidelijk de grens aan tussen het oude en nieuwe gedeelte. Het andere oude toegangshek is verdwenen.
Slot
Wijzigingen in de Wet op de Lijkbezorging in 2010 gaven de gemeenten de vrijheid om al na tien jaar een graf op een begraafplaats te ruimen. Dit veroorzaakte de nodige commotie bij betrokken nabe-staanden.
In Zaamslag richtten een aantal inwoners een werkgroep, eerst onder de naam Zagras en nu met de naam Zaamslag Geleefd op met als doel het funerair erfgoed van de Zaamslagse begraafplaats te beschermen en vast te leggen.
Eén van de werkzaamheden van de werkgroep is het beheren van de website www.zaamslaggeleefd.nl
welke in 2020 dankzij een sponsor werd opgestart. Iedereen kan hieruit vrijelijk informatie vergaren. Door leden van de werkgroep en vrijwilligers wordt de website voorzien van data en foto’s en zo up-to-date mogelijk gehouden. De werkgroep heeft bovendien een Herinneringshofje laten inrichten waar grafstenen van geruimde graven worden verzameld en schoon gehouden.
Â
Â
Dit artikel is mede tot stand gekomen dankzij het raadplegen van de volgende bronnen:
• Zaamslag door de eeuwen heen  | 1968 | Jan Platteeuw |
• Het Plein te Zaamslag | 2014 | Richard J.H. Lensen/Bas I. de Leeuw |
• De vroegste geschiedenis van Zaamslag | 2016 | Richard J.H. Lensen |
• Landschap en bewoning van Zeeuws-Vlaanderen      | 2017 | Adrie de Kraker |
• De Reuzenhoek (historie, bewoners en hun woningen) | 2020 | Chris Verhage |
• Wikipedia (trefwoord: begraven)  | 2021 |  |
Zaamslag, april 2021
- Login of registreer om te reageren
Reacties